‘’Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.’’ (Johannes 13:34)
Eind 2020 was acoliet Angelique vrijwilliger in een vluchtelingenkamp op Lesbos. Deze heftige ervaring heeft veel betekend voor haar geloof.
De vluchtelingencrisis van dichtbij aug-nov 2020 – verhaal van een vrijwilliger op Lesbos
Voordat ik mijn verhaal begin, is het misschien een goed idee om iets over mezelf te vertellen. Ik ben Angelique Wortelboer en ik ben van kinds af aan gelovig. Misschien zullen sommige lezers me wel als misdienaar herkennen in de OLV basiliek. God speelt een grote rol in mijn leven en ik ben blij dat ik deze ervaring met medeparochianen en natuurlijk andere geïnteresseerden kan delen.
Hoe kwam ik op het idee dat ik vrijwilligerswerk ging doen op Lesbos? Het begon met Thomas, mijn vriend, die al eerder vrijwilligerswerk op Lesbos had gedaan. Hij wilde graag weer terug naar Lesbos, omdat hij daar waardevolle ervaringen had opgedaan en hij had me gevraagd of ik niet mee wilde gaan. Ik moet zeggen dat het flink uit mijn comfortzone was om zo iets te gaan ondernemen, maar ik heb toch besloten om mee te gaan: om te zien hoe groot het vluchtelingenprobleem nou echt is en natuurlijk ook om iets goed te doen voor deze mensen.
De vrijwilligersorganisatie waarvoor ik werkte fungeerde op Lesbos in twee kampen: Kara Tepe en het welbekende kamp Moria. Kara Tepe is het betere kamp waar kwetsbare families woonden. Je kunt zien, dat de vrijwilligersorganisaties er echt iets moois van hadden gemaakt: er is een kapper, schooltje, speeltuin en iedereen heeft een isobox in plaats van een tent. Ook al ziet Kara Tepe er goed uit, wanneer je er werkt, merk je al gauw hoe zwaar sommige vluchtelingen het hebben gehad. Je hoeft er niet eens naar te vragen en er kwamen soms hartverscheurende verhalen naar boven. Wat daarbovenop kwam, was dat sommige er meer dan een jaar zaten, wachtend op een vluchtelingenstatus. Ditzelfde gold natuurlijk voor Moria, waar de vluchtelingen geen mooie campus hadden zoals in Kara Tepe. Onze vrijwilligersorganisatie had desondanks in Moria de situatie wel degelijk verbeterd in de zones waar zij actief waren en ik vond het mooi dat ik daaraan kon meedragen: ik heb bijvoorbeeld met een team van vluchtelingen tenten vervangen op Moria en op Kara Tepe heb ik met andere vrijwilligers in de kledingwinkel gewerkt waar vluchtelingen één keer in de drie maanden gratis kleren konden uitkiezen. Ik vond het leuk om samen te werken met de vluchtelingen en het was mooi om te zien dat families blij met een tas kleren weer naar hun huisje gingen.
Het was na twee weken werken dat de hele situatie veranderde: Moria stond in brand en opeens waren er 13.000 mensen dakloos. De dag na het vuur werden we gevraagd om voedseldistributie te doen in Moria. Ja, het kamp dat de nacht ervoor was afgebrand. We gingen erheen, in spanning wat we zouden zien. Bij aankomst kon je de rook nog zien en ruiken. Ondanks dat er veel was afgebrand (bijna alles) hebben we toch aan veel mensen voedsel kunnen uitdelen. Wat me raakte tijdens de voedseldistributie was dat vluchtelingen die al een tijd vrijwilliger bij onze vrijwilligersoganisatie waren ons kwamen helpen met de voedseldistributie. Door het vuur hadden ook zij hun tent verloren, maar ondanks dat kwamen ze naar ons toe om ons te helpen.
De week na de brand hebben we veel in de magazijnen van de vrijwilligersorganisaties gewerkt: luiers, maandverband, babyvoeding, babyflesjes moesten allemaal geteld worden, zodat precies gezien kon worden hoeveel er nog nodig was. We hebben die week daarnaast elke keer om vijf uur ’s ochtends met tassen om onze nek deze spullen zitten uitdelen. Het was mooi om te zien, dat sommige vluchtelingen ons wederom wilden helpen met vertalen.
Terwijl we de mensen op de straat aan het helpen waren, had het Griekse leger een kamp gebouwd van ongeveer duizend tenten, zodat de vluchtelingen daar konden leven. Dan kan u denken: ‘’O mooi dan hebben de vluchtelingen weer onderdak!’’, maar ondanks dat het mooi klinkt dat het leger zo snel zoveel tenten heeft kunnen bouwen, was het niet zo geweldig. Ik had het gevoel dat ik de vluchtelingen niet in de steek kon laten, ook al was ik niet helemaal zeker of het nieuwe kamp wel een goede zaak voor de vluchtelingen was. De eerste paar dagen waren zwaar voor me, vooral mentaal. Het was namelijk opeens de taak van vrijwilligersorganisaties om vluchtelingen te gaan ‘’housen’’. Wat je dan moest doen is families een tent toewijzen. Op de derde dag moesten we opeens drie families plaatsen in een veel te kleine tent. De meeste families in de tent lieten dan ook de binnenkomende familie niet toe. En eerlijk gezegd begreep ik dat ook. Er werd me verteld, dat als alle vluchtelingen eenmaal gehoused werden, ze later nog van tent konden veranderen en dat ze anders niet verplaatst konden worden van het eiland af. Toch voelde het aan, alsof er niet alles werd gedaan om deze mensen zo humaan mogelijk te behandelen. Vooral omdat de Griekse overheid erom bekend stond dat ze erg rechts waren en dat ze mogelijk nieuwe vluchtelingen zonder pardon weer de Turkse wateren insturen als deze proberen de Griekse kust te bereiken. Je beland in een systeem, waar vrijwilligersorganisaties zo weinig te zeggen hebben, dat je je afvraagt of je niet gewoon een onbetaalde arbeidskracht voor de Griekse overheid wordt. ‘’Waarom blijven de vrijwilligersorganisaties dan werken in het nieuwe kamp?’’ kan u zich afvragen. Door nu mee te helpen geloven ze, dat ze later wat meer invloed kunnen krijgen in het nieuwe kamp en het meer humaan kunnen maken van de vluchtelingen. Ik hoop dan ook dat het hen zal lukken, zodat de vluchtelingen meer als mensen in dat kamp kunnen verblijven.
Na een week in het nieuwe kamp gezeten te hebben ging ik op Kara Tepe werken. Ik denk dat het goed is dat ik had besloten niet meer in het nieuwe kamp te zijn: ik wilde niet deelnemen aan iets dat nog slechter zou kunnen zijn dan Moria. Het was toch moeilijk voor me om deze beslissing te nemen. Ik had immers de keus om uit dat kamp weg te gaan. De vluchtelingen niet.
Deze hele ervaring heeft me veel geleerd en ik ben God dankbaar dat ik samen met Thomas al deze dingen heb mogen meemaken. Ook samen naar de katholieke kerk gaan op Lesbos en de viering samen doen en zingen met vluchtelingen uit Moria voelde als een zegening. Ik hoop echter dat ik met mijn artikel lezers bewust heb laten worden, dat we de vluchtelingencrisis niet moeten zien als cijfers en statistiek. Het is een crisis waarin mensen zoals jij en ik jarenlang een heel zwaar leven lijden, zelfs als ze het geweld en oorlog uit hun land van herkomst ontvlucht zijn.
‘’Tot slot vraag ik u: Wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters’’ (1 Petrus 3:8)