Van Verrijzenis naar zegen en Hemelvaart en uitstorting van de heilige Geest
Veertig dagen na Pasen vieren we Hemelvaartsdag. Dit zijn de 40 dagen waarin de verrezen Christus steeds opnieuw aan Zijn leerlingen verscheen, na Zijn dood en verrijzenis. (Matteüs 28; Marcus 16; Lucas 24; en Johannes 20.)
Tijdens deze 40 dagen werd Jezus regelmatig door Zijn leerlingen gezien: op de weg naar Emmaüs, bij het Meer van Galilea, in huizen, etc. Hij versterkte en bemoedigde Zijn leerlingen en opende eindelijk hun ogen voor alles wat de Schrift over de Messias had gezegd. Jezus vertelde hen ook dat, zoals de Vader Hem gezonden had, Hij hen nu zou zenden – naar alle hoeken van de aarde, als Zijn getuigen.
Hemelvaart, zegen en de belofte
Het misschien wel meest ontroerende ‘afscheid’ in de geschiedenis vond plaats op Hemelvaartsdag. Lucas vertelt het verhaal met veel gevoel: ‘Toen Jezus hen naar de omgeving van Bethanië had geleid, hief Hij zijn handen op – en zegende hen.’
Zoals met Kerstmis het verhaal van Jezus’ leven op aarde begon, zo voltooit Hemelvaartsdag het, met Zijn terugkeer naar Zijn Vader in de hemel. Jezus’ laatste daad op aarde was het zegenen van Zijn leerlingen. Hij en zij hadden een zo hechte band als maar kon: ze hadden net drie bizarre jaren van Zijn openbare leven achter zich liggen, waarin Hij indringende woorden sprak en wonderbaarlijke daden verrichtte. Net zoals wij afscheid nemen van onze naasten door hen nog steeds met liefde in de ogen aan te kijken, zo deed Jezus dat ook: ‘Terwijl Hij hen zegende, verliet Hij hen en werd opgenomen in de hemel’ (Lucas 24:50-1). Hij liet hen niet in de steek, maar ging slechts verder naar een koninkrijk dat op een dag ook van hen zou zijn: ‘Ik vaar op naar mijn Vader en naar uw Vader, naar mijn God en naar uw God…’ (Johannes 20:17).
Stel je eens voor dat je een van de laatste paar mensen op aarde zou zijn die oog in oog staan met Jezus en dat Hij je met liefde aankijkt. Geen wonder dus dat Lucas vervolgt: Ze aanbaden Hem en keerden met grote vreugde terug naar Jeruzalem. En zij bleven voortdurend in de tempel en loofden God’ (Lucas 24:52,53).
Geen wonder dat ze God loofden! Ze wisten dat ze Jezus op een dag weer zouden zien! ‘Ik ga een plaats voor jullie bereiden … Ik kom terug en neem jullie mee om bij Mij te zijn, zodat ook jullie kunnen zijn waar Ik ben’ (Johannes 14:2,3) In de tussentijd had Jezus werk voor hen te doen: het evangelie naar elk volk op aarde brengen.
Pinksteren en de heilige Geest
Pinksteren vond plaats op het Joodse feest van de Eerste Vruchten, dat werd gevierd aan het begin van de tarweoogst. Het was zeven weken na Pasen, of 50 dagen inclusief Pasen.
De feestdag om de oogst van het land te vieren klinkt niet bepaald wereld dramatisch, maar dat jaar werd het een van de belangrijkste dagen in de wereldgeschiedenis. Want Pinksteren was de dag waarop Jezus de Heilige Geest stuurde – de dag waarop de Kerk werd geboren.
Jezus had Zijn leerlingen verteld dat er iets groots ging gebeuren en dat ze daarop moesten wachten in Jeruzalem, in plaats van terug te keren naar Galilea. Jezus had plannen met Zijn leerlingen, maar Hij wist dat ze het werk niet zelf konden doen. Ze zouden Zijn hulp nodig hebben.
Die ochtend kwam de Heilige Geest om de leerlingen en volgelingen van Jezus te vervullen. De Kerk was geboren. De christenen waren plotseling vol leven en kracht, totaal anders dan hun vroegere angstige zelf. De verandering in hen was blijvend.
Natuurlijk was Pinksteren niet de eerste keer dat de Heilige Geest in deze wereld in actief was. Door het hele Oude Testament heen zijn er verslagen van hoe Gods Geest mensen leidde en hen versterkte. Maar nu, door de dood en opstanding van Christus, maakte Hij hen deelgenoot van het Leven. Van nu af aan kon elke christen erop vertrouwen dat Jezus altijd bij hen was, door de inwoning van Zijn Heilige Geest in allen die in Hem geloven.
Pastoor Ton Huitink