Elk jaar, op de tweede zondag na Pinksteren, trekken, alsof de tijd heeft stilgestaan, gelovigen in processie door Hasselt naar de tuin van de Heilige Stephanuskerk (Eiland 22) voor een openluchtviering bij de buitenkapel. Deze plek staat sinds 1355 bekend als de Heilige Stede. De tegenwoordige processie en de viering zetten een oude middeleeuwse traditie voort. Hasselt was tot ver in de omtrek bekend als één van de oudste bedevaartplaatsen in Nederland.

“Die veel bedevaarten doen, worden zelden heilig” schreef Thomas a Kempis (1380-1471). Maar de meeste gelovigen hadden in de Middeleeuwen andere motieven voor hun bedevaart. Bij de één was het pure devotie of boetedoening, bij de ander ging het om het verkrijgen van vergiffenis of een aflaat (kwijtschelding) van straffen voor zonden.

Bij de Heilige Stede in Hasselt konden gelovigen éénmaal per jaar een aflaat krijgen. Dit fenomeen stond in de volksmond bekend als de Hasselter Aflaat. De oorsprong van deze traditie is niet bekend. Populair werd de verklaring van de Hasselter pastoor Van Groeningen.

Mirakel

De oorsprong van de bedevaart op Heilige Stede in Hasselt Kroniekschrijver Caesarius beschrijft in zijn ‘Dialogus Miraculorum’ (1190-1223):  Er was daar een zekere Fries, een zgn. pugil (bisschoppelijke rechtsambtenaar), die telkens als hij dronken uit de taveerne huiswaarts keerde, zijn vrouw sloeg. Uit vrees voor de mishandelingen hield ze zich ziek. Opdat haar man haar bedrog niet zou ontdekken liet ze een priester komen. Toen hij het huis binnentrad kwam de dronken pugil met een kan bier in de hand hem tegemoet en verlangde dat de priester bier zou drinken. De priester weigerde, de Fries was hierover zo kwaad dat hij met zijn bierkan tegen de ciborie (hostiebeker) sloeg, zodat de Hosties eruit vielen en over de vloer verspreid lagen. De buurvrouw zag boven elke H. Hostie een schitterend sterretje zweven.

De Fries werd in de ban gedaan, maar hij bekommerde zich daarover niet. Uiteindelijk liet hij zich bewegen om tot uitboeting van dit heiligschennis, zich onder de kruisvaarders te laten opnemen en met de priester, die ook het kruis had aangenomen, naar Rome te trekken. Bij paus Honorius beleed hij zijn misdaad en deze legde hem de boete op dat hij drie jaar in het leger des kruisvaarders had te dienen. Beiden, priester en pugil gingen scheep naar Damiate in Egypte, waar beiden sneuvelden.

Toen na hun dood de Marcellusvloed plaatsvond vroegen de mensen zich af waarom? De H. Moeder des Heren verscheen aan een edelvrouwe, tante van de abt Wigbold van het St. Bernardusklooster. De H. Maagd openbaarde dat de overstroming een straf is voor de heiligschennis maar ook voor de zonden van het volk. De H. Maagd gaf het bevel een kerk te bouwen waar de heiligschennis had plaatsgevonden. De kerk moest men eren als ‘het graf des Heren’.

Uitstelling

Hasselter aflaat

Omstreeks 1220 bouwde een zeer vermogende vrouwe een Heilig Grafkerk op de plaats waar de woning van de pugil stond. In 1328 verleende bisschop Jan van Diest de eerste aflaat. Omstreeks 1355 werd door bisschop Jan van Arkel de oude kapel aangepast aan de verering van het H. Sacrament en geschikt gemaakt om de toegenomen stroom van pelgrims te kunnen verwerken. In de oorkonde van 1355 verplaatste bisschop Jan van Arkel het feest van 20 juli, St. Margriet, naar de zondag na Sacramentsdag (2de zondag na Pinksteren) en verleende een aflaat van 40 dagen. Zo ontstond de Hasselter Aflaat.

De stad omlijstte de kerkelijke viering met feestelijkheden van meer profane aard, zoals een kermis en een jaarmarkt. Uit alle windstreken trokken honderden gelovigen en feestgangers naar Hasselt. In de straten richtten de burgers erebogen op en versierden ze heiligenbeelden en de gevels van hun huizen. Na de plechtigheid bij de kapel in de tuin van de Heilige Stede trok het volk door de stad, voorafgegaan door tromslagers, trompetters en vertegenwoordigers van de gilden en broederschappen.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de uitoefening van het katholieke geloof verboden. Als gevolg daarvan verbood het stadsbestuur omstreeks 1576 de bedevaarten naar de Heilige Stede. In 1590 werd dat besluit kracht bijgezet door het afbreken van de kapel. Het terrein kreeg verschillende bestemmingen, onder andere als vuilnis- en meststortplaats. Ondanks de drastische ingreep van het stadsbestuur bleven mensen van binnen en buiten de stad de heilige plek bezoeken.

Traditie in ere hersteld
Tijdens de Franse Tijd (1795-1813) kregen de katholieken het recht terug om kerken in gebruik te nemen voor hun erediensten. In Hasselt kregen ze in 1809 een kerk aan de Hoogstraat tot hun beschikking. In 1891 kon pastoor Van Groeningen de grond waarop de kapel had gestaan, terugkopen. Hij zette alles in het werk om de traditie van de Hasselter Aflaat in ere te herstellen. Dat lukte uiteindelijk in 1898 toen paus Leo XIII toestemming verleende voor een hernieuwde aflaat bij een bedevaart naar de Heilige Stede.
De belangstelling voor de jaarlijkse viering verdween in de jaren zestig van de 20ste eeuw.

De laatste jaren is de viering hervat, als vanouds op de 2de zondag na Pinksteren. De eucharistieviering wordt gehouden bij het buitenaltaar in de tuin, gevolgd door een processie die in de kerk eindigt. Tijdens de wandeling zingen de deelnemers hetzelfde lied dat de bedevaartgangers ook in de Middeleeuwen al zongen.

Lees hier meer over de Heilige Stede in Hasselt.
Terug naar: Sacramentsdag.